Tour ’75 viert veertigjarig bestaan op Mallorca

De wortels van plezier 

“Plezier!” zegt  Jan Niestijl tegen mij. “Het gaat gewoon om plezier met elkaar!” Aan de andere kant van Jan zit Hanna. Hanna was net als wij woensdag 22 april van Eindhoven naar Mallorca gevlogen en vliegt nu weer tegelijk met ons terug. Met zijn drieën keken we terug op de afgelopen dagen. Jan en ik zaten enthousiast te vertellen hoe goed ons de dagen op Mallorca bevallen waren. Ik vroeg Jan wat nu maakt dat het ons zo goed bevallen was. Jan zei: “Het plezier!” Hanna haakte in.

“Hebben jullie het leuk gehad?”

“Nou en of!”

“Super! En wat heb je dan gedaan?”

“Drie dagen gefietst”

“Dat doet iedereen in deze periode op Mallorca.”

“Ja, maar wij vieren ons lustrum. Veertig jaar Tour ’75. We waren met vijftig man. Nou ja, negenenveertig, en daarvan was er één vrouw.”

“Ver gefietst?”

“Ja, in drie groepen, tussen de negentig en de honderdvijftig kilometer. Met klimmen. In de bergen aan de noordkant van het eiland. Paul en ik hebben de eerste dag met groep 2 ongeveer 130 kilometer afgelegd en 2000 hoogtemeters gemaakt.”

“Ja, getallen is echt zo’n mannendingetje, hè.”

“Oké, en wat heb jij dan gedaan.”

“Yoga. In een afgelegen landhuis, niet ver van Llucmajor.”

“Zo.”

“We hadden een speciale vorm van yoga. Tijdens één meditatie-oefening spraken we af dat vanaf een zeker moment niemand de sessie mocht verlaten. We zouden ons echt flink uiten. Je weet wel, schreeuwen en zuchten, best confronterend.”

“Juist. En hoe was dat.”

“Heftig. Het is moeilijk uit te leggen aan iemand die er niet bij was.”

“Hu-huh.”

“Zie je wel.”

“Ja, inderdaad. En, wat heeft het je opgeleverd?”

“Opgeleverd? Weer zo’n mannendingetje. Altijd dat rendementsdenken…”

“Ja, weet je, toerisme is leuk, maar je moet er als toerist zijnde wel wat bij te doen hebben. En fietsen is presteren.”

Ergens rond dit punt in het gesprek kwamen Jan en Hanna te spreken over Eemnes, Loppersum, bevingen, meubels, marketing, styling, zoon, dochter, foto, relaties, de kracht van yoga, kortom,  in een andere staat van verlichting. Ik liet ik mijn gedachten afdwalen naar de gebeurtenissen van de afgelopen dagen.

Woensdag

Woensdagochtend liep ik onderweg naar het zwembad nog even mijn lijst af. Paspoort? Voelen…? Ja. Plastic geld…? Ja. Tuniekjes? Ja. Tandenborstel? Ja. Koffergewicht? Onder de 10 kg. Gewogen! Ben ik op tijd? Ja, ik wel, maar… Bij het Radio-1 Journaal was er melding gemaakt van een langzaamaanactie van de politie om hun CAO-eisen kracht bij te zetten, en er zou tegelijk met ons een aantal actievoerderende agenten van Groningen naar Eindhoven rijden, en dan door naar Maastricht.  Daar wil je toch niet achter komen te zitten! Onder de boog van het zwembad door kon ik de bus zien. Bij de bus stonden al flink wat reisgenoten met hun WAGs (Wives and Girlfriends). Het was kil, grijs, droog weer en iedereen was warm aangekleed. De grote bagage was al bij Harry Rijkens opgehaald, maar voor onze koffertjes was nog ruim plaats. Laatste smok, alles en iedereen in de bus, nog even zwaaien en, vort, en daar gingen we.

Op de Kielsterachterweg ontdekten we dat er een schoolreisjesgevoel bezit van ons nam. We glijden over de N33.  Zouden we ze voorblijven? Om kwart over acht, op de A28, bij Spier, zien we blauwe zwaailichten. Nee dus, we blijven ze niet voor maar we sluiten aan in de rij. Probleem? Neu, deze optocht rijdt eigenlijk mooi door. Hoogeveen. Meppel. Om vijf voor negen slaan de actievoerders af bij de Koperen Hoogte. Die gaan vast koffie drinken. Twee over negen meldt Willem Sanders mij dat we de IJssel passeren. ”We zitten nu onder de grote rivieren; schrijf dat op voor het journaal.” Robert de Jong geeft te kennen dat hij zulke gedetailleerde verslaglegging ook erg kan waarderen. Echt een mannendingetje, nietwaar? Nou jongens, daar komt-ie dan:

9:07 Bert Frans geeft sokjes aan Per Stridh. “Ik heb één broek en één shirt voor je meegenomen, zodat je in dezelfde kleren kunt rijden, Per.” “Mooi. Dank je!” Tegen mij: “Helaas heb ik niets voor Ties meegenomen. Even niet bij stil gestaan.”

9:12 Harry Rijkens geeft sokjes aan Willem. “Zwart?” We zien hem denken, hoe zeg ik het netjes: “Het is nog niet zolang geleden dat witte sokken verplicht waren voor een wielrenner, Harry.”

9:57 Tussen de Rijn en de Waal, zeg maar midden tussen de grote rivieren, Willem, stopt de bus voor een plaspauze. Die verloopt voorbeeldig: zeer ordelijk en gedisciplineerd. Iedereen loopt direct van de bus naar de sloot en zoekt een geschikte boom uit. Op aanraden van een medebestuurslid zijn er diverse frontaalaanzichten in het archief gestoken. Die foto’s vormen later een reeks overtuigende argumenten. In het gras vond ik een natte zonnebrilkoker. Die bleek van Jellie. Blij veegde hij de koker droog.

2015_mallorca01

We passeren om 10:04 de Waal bij Druten en om 10:11 de Maas bij Ravensteijn. Om 10:37 parkeren we de bus in Eindhoven op een autoluwe plek en wandelen rustig naar de vertrekhal. Daar moeten de koffers ingeleverd worden. Er is wat gedoe, want de koffers blijken in totaliteit meer gewicht te bevatten dan is toegestaan. We zetten de gezamenlijke charmes van Harry Rijkens en Robert van de Berg in, wat de bijbetaling van €200 naar €110 brengt.

Het vliegtuig sprint om 12:32 op hoge snelheid naar het einde van de startbaan. Enkele tourleden zien toch wel wit om de neus: vliegen blijft een spannende aangelegenheid.

Het is 15:55 als we aankomen in Hotel Java aan de Playa de Palma. René en ik delen kamer 326. In tegenstelling tot de lobby hebben wij geen spiegel aan het plafond. De zon staat op het balkon, waarvan je uitkijkt over de zee. Links is een winkel. Daar gaan we water kopen, want het kraanwater heeft een sterke chloorsmaak. Onder ons is het zwembad. Op het terras loopt een vent in bermudashorts en teenslippers. Hij ziet eruit alsof hij hier al een paar dagen verblijft… He, dat is Dinand. Dinand van Laar is niet alleen snel op de fiets, blijkt maar weer. Het is trouwens echt lekker warm. Voordat we om half vijf onze fiets mogen ophalen, kijken mon copain René et moi eerst naar la flêche Wallone. Wat weet die Tom Jelte zich toch fotogeniek even te tonen in de finale.

16:45 Met onze schoentjes en trappers gaan René en ik op zoek naar de fietsenzaak.  In de lobby komen we Frank Wiertz tegen. Hij wijst ons de weg: “Je loopt het hotel uit, rechtsaf, rechtsaf en dan door tot de boulevard. Daar ga je links en je loopt een flink stuk rechtdoor. Na 400 meter, voorbij de scootertjes, vind je Sunshine Bikes.” Verderop in de lobby treffen we John Dorgelo. Hij is uitgelaten blij: “Dinand heeft zijn snurkbeugel uit Amsterdam ontvangen en hij heeft ‘m bij zich!!!”

De fietsenzaak ligt verder weg dan verwacht, maar alle aanwijzingen kloppen. Voorbij de scooters zien we Robert Starke op zijn gemak een Italiaans ijsje eten. Geheel ontspannen kijkt hij naar de lange rij wachtenden voor de toonbank in de winkel, naar twee jongens die zadels afstellen en dan naar zijn ijs. Met aandacht neemt hij een lik, sluit even zijn ogen, geniet zichtbaar, en kijkt weer op.

“Hoi.”

“Ha, Robert, is het lekker.”

“Ja, joh, van een enthousiaste Italiaan gekocht, daar, vier winkels verderop. Ik wacht hier even tot het minder druk is.”

René en ik nemen even onze eerste indrukken met Robert door, maar sluiten dan toch aan in de rij. De eerste rij is bij Señora Sun Shine, die een formulier invult op basis van de print die voor haar ligt. Tegen inlevering van twintig euro borg (eh, moest dat?) en een handtekening mag je plaats nemen in de tweede rij. Daar bevestigt Señor Sun Shine de trappers en een zadeltasje met reserveband aan de fiets. Met de fiets kun je buiten aansluiten voor de derde etappe: twee mannen die Nederlands spreken stellen er het zadel van je fiets.

De meesten kunnen na één doorloop fietsen. Sommigen zie ik iets meer aandacht vragen. Geert komt een paar keer zich bij de Nederlandse jongens zijn onvrede kenbaar maken. Melle zit te ver van zijn stuur af en vraagt of ze een kortere voorbouw kunnen monteren. De remedie voor Melle ligt in het naar voren schuiven van het zadel.

Ronald Meijer  komt met zijn fiets naar buiten. Vol liefde neemt hij de kleinste details in zich op, pakt een inbussleutel, voelt of alles vast zit, stelt zijn zadel, draait de ketting, loopt weg, komt terug met een spuitbus en een doekje, smeert de ketting, zet bus en doek weg, pakt de fiets, zijn hand glijdt goedkeurend over het zadel en weg is Ronald.

René Heirman wil graag een kleiner frame, maar Señor Sunshine heeft geen geschikt alternatief. Dan neemt René zelf de inbussleutels ter hand en modificeert een en ander net zolang tot het hem naar de zin is. De zorgvuldigheid waarmee de fiets langzaam maar zeker wordt afgesteld doet me denken aan de documentaire die ik ooit zag van Parijs Roubaix, waar Merckx telkens bezig was zijn zadel op de juiste hoek en hoogte af te stellen. Zelf ben ik overigens ook al even bezig om mijn zadel op de juiste hoogte te krijgen.

Terwijl in de winkel nog steeds fietsen worden afgegeven, zie ik op de weg regelmatig glunderende Tourpakjes langsrijden in trosjes van drie, vier of vijf, met blote armen en blote benen! Twaalf uur geleden stonden we nog in de kou. Uiteindelijk heb ik mijn fi’zi:k-zadel op maat. De fiets is net als bij een aantal anderen elektrisch geschakeld,  afgemonteerd met Shimano Duracell. Inmiddels is het al half zeven.

Fris gewassen zien we tout Tour ’75 om half negen bij de ingang van het restaurant. Van Hiltjo hebben we een handvol plastic muntjes gekregen. Die geven ons tegen inwisseling van één muntje een glaasje fris en bij twee muntjes een glaasje alcoholhoudende drank. Zodra dat geregeld is met de bar. Wanneer? Morgen…  …Waarschijnlijk. Binnen openbaarde zich aan ons een groot bedieningseiland met een uitgebreid buffet van voorafjes, soepen, koude en warme vis- en vleesbereidingen, koks die af en aan liepen met verse schotels, koks die ter plekke biefstuk, hamburgertjes of varkensfilet voor je klaarmaakten, diverse soorten fix-your-own-salad-groente en vinaigrettes,  gebakken aardappel, rijst, noem maar op. We gingen er eens goed voor zitten, telkens in groepjes van drie of vier man. De muntjes werkten hier nog niet, maar dat mocht de pret niet drukken: wat je vroeg kon je tegen gepaste vergoeding krijgen: fris, wijn, bier. Bordje leeg: het werd direct opgehaald. Bij mijn tweede rondje zag ik dat er ook een muur met desserts tegenover het buffeteiland lag. Ook hier kon het niet op: ijs en vele smaken, gelatinepudding, creme caramel, vanillepudding, ook hier een kok die iets stond te maken wat aan een omelet siberienne deed denken.  Voortdurend circuleerden er Tourmannen, ze kwamen zo vaak voorbij dat het net het Criterium van Hoogezand voor amateurs leek; alleen aten ze nu hun eigen bordje leeg. Rond half tien bleek echter de betovering voorbij. De schalen werden niet meer bijgevuld, erger nog, je moest er snel bij zijn om nog een toetje te scoren. Dit sprookje was vroeger afgelopen dan ik verwacht had. Ach, dan maar een kopje koffie. Café. Solo? Americano? Con leche? Muntje? Nee, geen muntje. Ook goed, dan doen we dat mañana wel.

Voordat ik het vergeet: ik heb nog geen jubileumshirt ontvangen. Even naar Ruud Mulder. Ruud kijkt me even warm aan en zegt: “Ik zorg ervoor dat jij een shirt krijgt. Geen probleem. Ik heb er nog één, en die is nu voor jou.” Kijk, wat lekker dat er voor mij gezorgd wordt.

“Wat doe jij morgen?” vraagt Harold mij.

“Nou, ik wil hier fietsen, dus het liefst doe ik de langste afstand.”

“Weet je, Paul, ik zie het zo: die van groep 1, die gaan morgen, op de eerste dag als gekken van start. Daar kun je vergif op innemen.”

“Nou, ik wil wel een beetje van de omgeving genieten.”

“Precies. Mijn aanpak is zo: de eerste dag laat je ze hun gang gaan. De tweede dag kun je dan nog zien of je met hen meegaat.”

Een goede raad voor het slapengaan.

Donderdag

We hadden vernomen dat we donderdag om kwart voor acht zouden ontbijten. De ontbijtzaal bleek echter acht uur als aanvangstijd te hanteren. John was overigens helemaal blij: de snurkbeugel had echt gewerkt.  Ergens in de wandelgangen hadden we ook gehoord dat de start wegens het warme weer was vervroegd van tien uur naar kwart over negen. De hele communicatie had sowieso een interessant patroon. Telkens als je iemand tegenkwam, moest je even aan informatieuitwisseling doen. Zo vernamen we waar we onze helm konden vinden, een jubelbidon konden ophalen, waar de fiets opgehaald kon worden. Weliswaar had het organiserend comité een Mallorca-app ingericht, maar dat was ook geen garantie voor volledige informatie. Niet iedereen was even goed wakker of aangesloten. Zo had Ton van de Graaf een nieuwe kamer toegewezen gekregen, maar tijdens zijn verhuizing, rond tien over negen, hoorde hij pas van de gewijzigde vertrektijd. In vier minuten wist hij zijn boeltje in te pakken, te verhuizen, zijn tuniekje aan te trekken en met fiets en al te verschijnen op de plaats van vertrek. Robert Starke was te laat voor groepen 1 en 2 en kon nog net aansluiten bij groep 3. Zelfs als je niet fietst, moet je kennelijk blijven opletten. Geldt ook voor mezelf: ik had begrepen dat we linksaf naar de Sunshine bikes moesten, maar het verzamelpunt was rechtsaf.

2015_mallorca02

De drie groepen vertrekken rond kwart over negen onder begeleiding van een gids. Bij ons in groep 2 reed Luc ten Haaf mee. Luc is de eigenaar van Clips Mallorca Cycling. Gisteren was hij een van de sleutelaars aan onze zadels, volgende week student bedrijfskunde, vandaag is hij gids. We rijden met 23 man en één vrouw langs het vliegveld, zeg maar 10 kilometer lang de toeristische uitstraling van Hoogezand tussen de Abrahamskade en de Zwedenbrug.  Dan ontsnappen we definitief aan de troosteloze onkruid en beton-wereld.  We naderen de eerste beklimming.  Altijd spannend. De klim gaat over 6 kilometer naar 141 m. Al snel pakt iedereen zijn eigen tempo. Bert Frans zet eens lekker aan op het grote blad, trapt iedereen voorbij, maar moet daarna toch een ander tempo kiezen. Zelf ga ik lekker. Dat laat ik even aan Harry Rijkens zien door in het voorbijgaan twee vingers in de neus te stoppen. Marcel Straube danst als een libelle boven een rivier. Schijnbaar moeiteloos en met nog minstens drie kransjes over rijdt hij voorop. Het ziet er zo moeiteloos uit. We hergroeperen in Sa Cabaneta.  Als we buiten dat dorp op een prettig brede weg rijden dient de eerste plaspauze zich aan. Eddy Schreijer zit niet lekker op zijn fiets. Even zadel stellen terwijl Kea het veld onderwater zet. Klaar? Klaar? Klaar! Klaar? Rijden maar! Na een glooiende weg pakken we in de volgende 4 kilometer weer 70 hoogtemeters. In de afdaling die volgt, rijdt Henk Vegter mij met grote snelheid voorbij; ik zie achter Henk een zojuist gepasseerde grijze mus gedesoriënteerd op het asfalt neerfladderen. Ook Harry Rijkens stuift me voorbij, met twee vingers in de neus. Daarna begint het klimmen pas echt: de komende 23 km komen we tot 571 m boven zeeniveau. In deze lange klim naar Col d’Honor blijft iedereen prima meekomen.

Tijdens de klim passeren we Luc. Hij heeft een lekke band. Rij maar door, roept hij, er zijn al enkelen vooruit. Wacht maar op een geschikte plek. Zodra we de voorsten zien, zoeken we een plek. We stappen in de schaduw en wachten op Luc. Langs de kant van de weg stopt een Mercedes. De auto heeft een Engels nummerbord en een fietsimperiaal. Er stapt een man met een indrukwekkende lens uit, die zich positioneert om de klimmende fietsers goed te kunnen fotograferen. Dan zien we de door hem begeleide fietsers aankomen. De Engelsman zet alle leden van zijn groep op de foto. Mooi om naar te kijken. Eigenlijk kijk ik naar onszelf, en hoe wij naar boven klimmen, en hoe Luc straks ons op de foto zal zetten. Een soort Drostemoment.  Wat zegt die foto? Is de foto er om je vrienden en kennissen te laten zien wat jij gepresteerd hebt? Of vooral om jezelf eraan te herinneren dat je ooit, op Mallorca, dicht bij de essentie van je bestaan bent gekomen. De Belgische schrijver Dimitri Verhulst zegt daar iets over in zijn roman “Mevrouw Verona daalt de heuvel af”. Verhulst schrijft over de drang in de mens om een berg op te fietsen, zodra ze een weg omhoog zien. Hoe kijken fietsers naar het bospad:  “Het bospad, waarvan de hellingsgraad en de onbegaanbaarheid van dien aard waren, dat ’s weekends allerlei gekken zich er op een mountainbike naar boven werkten, kerels die meenden dat het afbeulen van het lichaam de prijs was die de dood kwam beuren voor een lang en lenig leven. Eenmaal boven zagen ze bleek en dronken ze sterkende  limonades in vieze kleuren, maar de inspanning had hun ongetwijfeld de moed gegeven om weer een week plaats te nemen aan een bureau waar de kamerplanten herinneringen opriepen aan de natuurdocumentaires waarmee ze ’s avonds hun atavismen troosten.” Atavismen heb ik indertijd opgezocht; dat zijn eigenschappen van de voorvaderen, die in de loop van de evolutie verdwenen gewaand waren, maar die men plots terugvindt vinden in zijn huidige gedrag. Zoals ons gedrag bij Tour, als we bij elkaar komen en in een roedel op jacht gaan, zoals onze voorouders, de jager-verzamelaars, dat deden voordat we de landbouw en de kleurentelevisie uitvonden. Is dat fietsen van ons een poging om die oerinstinkten in onszelf terug te vinden? In elk geval staan we rustig in de schaduw en nemen wat voedzame repen en dorstlessende, sterkende limonades tot ons. De auto rijdt weg. Daar is Luc. We zetten de klim voort.

Na de top van de Col d’Honor dalen tot 171 m – Harry Rijkens komt weer met een bloedgang langs terwijl hij met twee vingers…, nou ja zeg – en klimmen dan een stuk over 8 kilometer naar 504 m: Col de Sóller. In dit klimmetje zitten minstens twintig haarspeldbochten. Je kunt mooi langs de terrassen naar beneden kijken en zien waar ieder van ons fietst. Allemaal blauw/zwart, ieder in eigen tempo.  Ik rijd een stukje met Pieter Snitjer samen. Hij heeft nog genoeg te vertellen. Voor ons rijdt Hiltjo net iets langzamer. We rijden rustig naar Hiltjo toe. Omdat we niet harder dan 13 km/u rijden, lijkt het alsof we in een slow-motion shot terecht gekomen zijn. Als ik iets harder ga, wordt het onaangenaam, iets zachter en ik val uit mijn ritme. We komen bij Hiltjo aan. Je ziet dat hij relaxt zit te genieten van het warme weer, het prachtige uitzicht, zowel naar beneden als naar boven, en van het fietsen zelf. We gaan Hiltjo voorbij, en ergens gaat er een siddering door zijn harmonie. Ineens rijdt Hiltjo mij voorbij. Pieter geeft aansporende signalen af. Toch even kijken of ik kan volgen? Hm, laat maar. Na de laatste bocht zie ik Luc klaar staan om foto’s te maken. Pieter stuift me nu voorbij. Deden we een wedstrijdje? Na het fotomomentje wachten we links op een grote parkeerplaats tot iedereen er is.

Na de Col de Sóller is het één lange weg naar beneden, naar onze lunch in Port Sóller. We zijn dan drie uur onderweg. We nemen plaats op een terras met uitzicht op de haven. In de zon. Ongelofelijk, wat is het hier mooi. Het lijkt wel alsof op dit moment het leven mooier is, en de zon warmer en vriendelijker schijnt dan ooit tevoren. Dit hebben we maar mooi beleefd, met elkaar. “Die De Vries en Van de Berg hebben het zich in groep 3 wel erg gemakkelijk gemaakt” stelt Matthieu Lanting. “Waarschijnlijk omdat ze een zwaarder avondprogramma hebben dan de meesten van ons” roept iemand anders.

Iemand roept: “Waar zou je dit landschap mee kunnen vergelijken?” “Wat vind jij hiervan, Jimmo?” “Ik vind het hier een beetje als in de Vogezen.” We eten een prima verzorgd en lekker bordje, vullen onze bidons bij en rekenen af.

Juist als wij willen gaan komen de dertien man van groep 1 binnen. Bij groep 1 hangen echt andere vibraties. Adrenaline druipt van de voorhoofden. Jeroen Kats vat het met holle ogen samen: “Ze rijden als gekken.” Waar had ik dat eerder gehoord? “We hebben net honderd kilometer niks dan klimmen en dalen gehad met volgens mij meer dan 30 km/u gemiddeld. Allemaal dwars door het Antrax-gebergte.” Juist, Jeroen, en jij rijdt keurig mee. Dat Antrax klinkt gevaarlijk, trouwens. Wij laten groep 1 het terras en rijden Port Sóller weer uit.

We gaan op zoek naar de kustweg richting Valldemossa. Vanaf Sóller begint weer een klim. Bert zet een sprint aan op het grote blad, vast van plan om deze oprit snel af te werken. Eddy heeft het moeilijk. Het lijf wil niet best. Volgens Luc zijn er maar drie wegen naar het hotel, en de weg die we nu nemen is eigenlijk de lichtste. Eddy snapt het en zet zich ertoe om de tocht af te maken. Ook bij Jellie is de tol van de Amstel Gold-race te bespeuren.  Zelf zit ik weer in het ritme en rijd in eigen tempo naar boven. Harry toon ik even de vingers. Boven zie ik de zee. Prachtig hier. Wat een uitzicht. Als ik Ton van de Graaf passeer, vraagt hij me vriendelijk om tijdens het klimmen wat touristische informatie te geven. Dit verzoek neem ik me ter harte. Ik citeer de reisgids over de economische ontwikkeling van Mallorca van een rurale samenleving, gericht op agriculturele activiteiten en visvangst tot het toeristeneiland van nu; ik wijs op de fraaie ligging van locale havens en hun natuurlijke beschutting; ik sta stil bij het mediterrane landschap dat in deze tijd van het jaar met zijn groene uitbundigheid vele toeristen verleidt en ik wil juist iets vertellen over de recente ontwikkeling van deze vorm van intensieve menshouderij, als Jan Niestijl te kennen geeft liever in stilte te lijden. Voor me zie ik Per Stridh. Die jongen ging weer terug naar Zweden, moest overleven op het platteland achter Göteborg, zonder wifi, met amper gelegenheid om fatsoenlijk te trainen, maar hij rijdt alsof hij nooit is weggeweest. Ik zie hem kijken of Eddy goed meekomt. Ook Björn houdt iedereen goed in de gaten. Hij is hier regelmatig op trainingskamp geweest in zijn beloftevolle jaren. Verderop gaat Ties Blokzijl. Ook zo’n verhaal. Gelukkig heeft Ties nu een arts gevonden die vindt dat hij met zijn vastgestelde hartafwijking mee mag rijden. Hij heeft al getraind op Gran Canaria, of Tenerife, of een ander eiland; hij ziet er prachtig gebronsd uit. We buigen weg van de kust en rijden een bergrug omhoog.

“Auto achter!”  Kea blijft over ons allen waken. Die is ook niet kapot te krijgen.

We gaan bergaf. Baksteen Rijkens suist weer voorbij, met de vingers in de neus.  Daar gaat Harry Koops, voor de duvel niet bang. Henk Vegter komt ook weer voorbij. Ook Hans op ’t Holt. Die rijdt de hele dag al rond met van die glimmende oogjes. Van plezier, of heeft hij hooikoorts? Verderop dalen Harry Oostland en Geert Huls in een rustiger tempo. Die rijden super, dit jaar. In een bocht zie ik weer een grijze mus liggen: Vegter was here. Na acht minuten dalen komen we op het platte stuk. Hier mogen we eindelijk gewoon twee aan twee. Zoals thuis. Hans wordt nog even onderhanden genomen wegens kramp in de benen. “Vandaag voelt dat niet prettig” zegt Björn, “maar morgen merk je er niets meer van. …Denk ik.” Het laatste stuk rond het vliegveld was weer ontnuchterend leeg en zielloos. Omstreeks vier uur waren we terug bij hotel Java.

In de loop van de avond kwam de informatie van de andere groepen tot ons. Groep 3 had zich over Siem-Menno ontfermd, toen deze groep 1 tegenkwam. Het tempo van groep 1 was Siem-Menno toch net iets te gortig. Robert Starke had op zijn gemak de buitenbanden geïnspecteerd van Remko Esser, die met twee wielen in glas terecht kwam. Rinus had dorst en was water gaan halen bij een tankstation iets verderop en hij had uiteindelijk 20 kilometer meer afgelegd dan de rest van groep 3. Melle Vos legde ons met tamelijk veel energie uit dat al die klimmetjes nogal slopend waren geweest. Hoezo zwaar? Als je het nog zo kunt vertellen? Velen meldden hoe ontzettend sterk Eddy Kielman reed. Joop Kruize vertelde over het plezier dat hij beleefde aan de vergezichten en het fotograferen onderweg. Desgevraagd meldde Geert Bruining me dat hij beresterk reed. “Op de eerste dag ging ik zelfs Daan voorbij”. Daan Bakker wist me te vertellen dat hij inderdaad eventjes in het ritme had moeten komen. Hij had verder prima gereden en hij kon merken dat zijn vele oefenen op de viaducten rond Zuidbroek zijn vruchten afwierp. Harry Rijkens en Luc ten Haaf nemen even de volgende dag door: “Er is morgen geen gids voor groepen 1 en 2.” We spreken af dat Luc mijn Garmin meeneemt om er de routes op te zetten en hij zal ook een Garmin voor groep 1 leveren. Frank Wiertz was goed te spreken over de schakelondersteuning van de Duracell-groep; het schakelen naar groter tandwiel loopt bijzonder soepel. Dinand van Laar en John Dorgelo waren na thuiskomst even op het strand gaan liggen om te relaxen. We kregen er foto’s van onder ogen, waarop te zien was hoe zij hun benen lieten behandelen door charmante Chinese dames. De Vries en Van de Berg waren ernstig gecharmeerd van wat ze op de foto zagen, met name tot welke hoogte de dames hun diensten aanboden. Ruud Mulder komt even langs: “hier heb je je bidon en je jubileumshirt. Ik heb helaas maar één bidon over.” Robert de Jong ging over de tong: hij zou veel nitro gebruiken. Zo sprintte hij voor de groep uit, zo zag je hem weer achterin hangen. Meer een doseringsprobleem, als je het mij vraagt. Willem Sanders viel op door afwezigheid. Naar verluid lag hij op zijn bed op krachten te komen. Desgevraagd zei Willem dat het allemaal terug te voeren is op angst.

Naarmate de avond vorderde werden de verhalen beter, sneller, sterker. Tijdens de koffie, na de avondmaaltijd, werd een goochelact opgevoerd. “Heeft Rijkens dit óók geregeld?”.  Inmiddels werden muntjes geaccepteerd voor bier en fris. Koffie hing af van de barman van dienst. Harry Koops staat te glimmen met een pils in de hand: “Mooi kluppie, niet? Wij zorgen goed voor elkaar!” Eddy Schreijer: “Dat doen we. Maar je moet wel goed voor jezelf zorgen.” Van de Berg en De Vries gingen op zoek naar andere vormen van goochelen. De groepsapp produceerde op enig moment foto’s van schaars geklede dames in een donkere omgeving, die op tafel staan en uitbundig in de camera keken. Fietsen wordt soms zo overschat.

Vrijdag

Op dag twee vertrok een gezelschap van 13 man als groep 1 onder begeleiding van een kerel die wel eens met “de echten” mee wilde rijden. Ik kreeg mijn Garmin terug voor groep 2, en Kea kreeg de reserve-Garmin van Luc. Uitgezwaaid door groep 3 vertrokken we in een lang lint langs de kust naar het noorden. Ik voorop, Pieter direct achtermij. In gezamenlijk overleg lukte het telkens net op tijd om het fietspad te vinden. Na acht kilometer, midden in het centrum van Palma, werden we dwars door het centrum gestuurd. Regelmatig midden op de weg wachten voor een rood licht. Op enig moment stopt Björn naast me en maakt een sûr-place. Een minuut lang staat hij ingeklikt stil, schijnbaar zonder enige moeite. Wauw. En bij groen is hij ook zo weer weg. Bij telling buiten de stad blijkt dat we zeventien man in de groep hebben.

Na een uurtje fietsen komen we bebouwing tegen. “Even koffie?” “Koffie!” Op een terras in Esporles kijken we tijdens de koffie even wie er vandaag ontbreekt. “Schreijer?” “Net als Lageman.” “Wat?” “Groep 3. Mathieu Lanting ook” “Marcel Straube?” “Weet ik niet.” “En Rijkens?” “Die zat toch achter ons? Net als Emo en Siem-Menno.” “Die sloegen af.” “Voor zichzelf begonnen?” “Nou, wij maken er gewoon een feestje van, nietwaar.” “Zo is ‘t.” “Handjes op ’t stuur.” “En als we trek krijgen, dan eten we wat.” “We gaan nu naar het Antrax-gebergte.” “Daar was groep 1 gisteren.” “Die zijn de hele kustweg van Andratx tot Port Sóller gegaan.” “In een noodgang.” “Wij niet!” “We hebben alle tijd.” “Als we maar op tijd zijn voor het avondeten.” “Zo is het!” “Koffie op?” “We gaan.”

Daarna rijden we anderhalf uur langs een prachtige kustweg met mooie beklimmingen en afdalingen – we kwamen Emo en Siem-Menno onderweg nog tegen – om uiteindelijk in Andratx bij het politiebureau weer te verzamelen. Daar stellen we vast dat het etenstijd is. Een vriendelijke agent wijst ons een restaurant op vierhonderd meter afstand. We zetten de fietsen binnen, in de balzaal, en gebruiken de maaltijd op het terras.

De lunch geeft veel energie. Een kopgroep van zeven rijdt in vliegende vaart van de hoofdmacht weg en mist de afslag naar weg 1043. De rest gaat met Kea en mij mee rechtsaf een wonderschone weg op. Het asfalt lijkt vandaag pas gelegd. De Garmin twijfelt zelfs of dit wel de goede weg is.

In de afdaling zien we leden van groep 3 staan om het verkeer te regelen. Eddy Kielman is gevallen. Hij wordt net opgehaald, is beschadigd, maar de fiets is er erger aan toe. De hele opvang lijkt mij prima geregeld. We rijden door en wachten onderaan de afdaling tot de laatste tien van groep 2 bijeen zijn. Net als we willen vertrekken komen de overige leden van groep 3 en de gids eraan en samen rijden we het laatste stuk door Palma naar het hotel. Onderweg veel ooggetuigenverslagen. “Hij hing met zijn armen in het prikkeldraad.”  “Die fiets was flink beschadigd.” “Wiel kapot.” “Hij kwam gelukkig in het hek terecht. Stel je voor dat hij zo op de rotsen geslagen was.” “En ook midden tussen twee palen.” “Heel voorzichting hebben we hem van het hek geholpen.” Nieuws verspreidt zich overigens snel. Terug in het hotel had ik al een app-je van mijn echtgenote: “Hoe is het met Eddy?”

Zaterdag

Vandaag gaan we in jubileumshirt op de groepsfoto. Iedereen verzamelt zich aan het strand in maagdelijk witte shirts, die onze goddelijke lichamen wel heel goed aftekenen.  Helaas hebben we afscheid moeten nemen van De Vries en Van de Berg. Ze hebben een schnabbel in Engeland. Luc heeft een fotografe geregeld. Het is een Belgische dame, die ons er discreet op attent maakt dat ze weliswaar Frans spreekt met haar moeder, maar dat ze het Nederlands prima verstaat. Ze heeft haar hart verloren aan een man van Mallorca, haar moeder is op bezoek. Hoe vinden jullie het hier? Ja, het is hier fantastisch. Mag ik wat vragen? Is het mogelijk dat jullie Eddy als passagier meenemen? Geen probleem? Mooi, Eddy…

Alle Jubileumgangers vertrekken voor een rit van 35 kilometer naar Randa. Dat ligt aan de voet van een berg, waar het klooster Santuari de Cura bovenop staat. Harry en Luc achten dit een waardige plek voor de Jubileumfoto. Dus reden we in een gemoedelijk tempo twee aan twee met z’n allen naar de Mont Ventoux van Mallorca. In de eerste kilometers kreeg Remko helaas last van z’n luchtwegen. Na overleg met Piet koos hij ervoor om terug te gaan. Voor een toeschouwer moet onze groep een prachtig gezicht geweest zijn. We leken net een processie. Op weg om in het heiligdom een vijfjaargeldige absolutie te halen. Vooral het wit met Maria-blauw versterkte dat beeld.

Verder hadden we twee aan twee weer vanalles met elkaar te delen. Robert Starke vertelde me over zijn dure lessen met timmermansgereedschap. Ik over mijn ervaring met de katholieke wereld. Spiritualiteit en gemeenschapszin. Zoals deze dagen. “We hebben gewoon behoefte aan verhalen, Paul. Goede verhalen om met elkaar te delen.”

Hans op ’t Holt wees erop dat de fietsen goed uitgerust waren; met name de Duracell-schakeling, maar ook de verzetkeuze, de remmen, het zadel; toch wil het oog ook wat: “het gaat niet alleen om het kanten ondergoed, maar ook wat erin zit”.

Voor we het doorhadden, stonden we onderaan de weg naar het klooster. De klim baarde een enkeling zorgen, maar er waren er genoeg onder ons die zich meldden voor duwwerk. Zo kwam iedereen fietsend op de foto.  De informatiemachine sprak overigens ook over Ard Prins en René Heirman, die per se als eerste boven wilden komen. Zij hadden de vorige dag dezelfde klim al eens gemaakt en wisten wat hen te wachten stond. Hoe de krachtmeting afliep, dat is iets tussen de heren zelf. Met alle aanwezigen poseerden we voor de groepsfoto.

In Llucmajor, tijdens de koffie, spraken we nog even met Kor Jansen en Piet Guikema erbij over het duwen. “Ja, eigenlijk moet je dan een Russische waaier maken” wist Piet. Wat dat dan was. “Degene die geduwd wordt rijdt voorop. Daarachter scharen zich drie of vier man die elkaar duwen: de vierde duwt de derde, de derde de tweede, de tweede de eerste en die duwt degene die geholpen moet worden. Da’s licht werk voor de duwers.” En het Russische hangt samen met Russisch roulette, zeker? “Nou”, zei Kor, “één duwer werkte het ook, en wie mijn geduwd heeft kan vanavond iets van mij te drinken krijgen!”

Tijdens de koffie trof ik enkele mensen die nog wel een stukje wilden fietsen. Terwijl de hoofdmacht terugging naar Palma, reden Bart van Veen, Kor Bakker en Hiltjo ten Have met mij mee om de voorgeprogrammeerde route rond Llucmajor. Het werd een glooiend rondje via Randa en Montuïri naar Porreres en weer terug naar Llucmajor. Daar hebben we een warme maaltijd tot ons genomen bij weer een allervriendelijkste uitbater. Kor Bakker en ik bespraken de kwaliteiten van Mallorca. De vriendelijke mensen, de gastvrije uitbaters, de meestal geduldige automobilisten, maar ook de fietsverhuurders – zoals Eddy Kielman zei: ze vroegen eerst hoe het met mij ging voordat ze naar de fiets keken;  de prettige wegen met zulke mooie vergezichten; het goede eten. We kwamen tot de conclusie dat je je hier in Disneyland waant. Mallorca is het Disneyland van de racefietsers. Nou, zei Hiltjo, niet helemaal. Het blijft riskant, zie Eddy Kielman. Oké, het zijn geen risicoloze avonturen, maar dat weegt mee in de beleving. Verder hebben we met zijn drieën Bart uit zitten horen. Hij rijdt toch echt beresterk. Wat is zijn geheim? Zijn oogjes glimmen. “Het enige wat ik daarover zou willen zeggen, is dat de effecten van onthouding schromelijk overdreven worden. Misschien zit daar het verschil tussen jullie en mij.” Na de maaltijd mogen we nog even voelen wat het verschil is. Als de brandweer stuiven we terug naar het hotel.

Die avond ging de groep naar het centrum van Palma voor een rondleiding door het oude centrum en voor tapas op een terras aan het water in de jachthaven. In trosjes van een man of vijftien gingen we met de bus naar het centrum. Daar troffen we onze gidsen, Domenique en een vriendin. Beide dames waren elk apart rond 1971 voor een korte touristische stage van België naar Mallorca gegaan en zijn gewoon gebleven. De dames voerden ons dwars door het oude centrum. Ze wezen ons op historische gebouwen, zoals kerken, paleizen, het stadhuis en het paleis van de koning. Ondertussen was er op diverse plekken, zoals het Plaza Major, een grote demonstratie gaande over onderwijsvernieuwing. Domenique vertelde over de eenvoudige en voedzame keuken, met zoutloos brood dat wordt gebakken in olijfolie, en gegeten met knoflook, zout en tomaat, met vuile rijst, waarin rijst wordt gebakken met vleesrestjes en daardoor een wat grauwe kleur aanneemt,  en over voortreffelijke specialiteiten zoals een lekkere varkenshaasworst. Zo zwermen we door Palma. Sommigen hebben ineens een ijsje in de hand. Anderen hebben het druk met fotograferen. Maar de keten blijft intact. We houden elkaar in het oog.

Al dat rondleiden geeft wel trek. We nemen hartelijk afscheid van Domenique en haar vriendin en gaan naar de tapas. Het restaurant ligt prachtig gesitueerd aan het water, met uitzicht over de jachthaven. We krijgen gefrituurde minipaprika’s in een dun deeglaagje, gefrituurde visjes in een deeglaagje, gefrituurde mosselen en inktvis in een deeglaagje en dan een bord vuile rijst met stukjes vis en zeevruchten, zoals waar Domenique over verteld had. Dit alles wordt vergezeld van prima wijn. De conversatie is ontspannen. Emo vertelt dat hij regelmatig op Mallorca is geweest, ook met het gezin. Je ziet dat hij zich thuis voelt op Mallorca, met name aan de ontspannen manier waarop hij door Palma liep, waarbij hij lijkt te zeggen: “Hey amigos, I’m back!”.

Frank Wiertz neemt even het woord. Naast loftuitingen die hij niet alleen namens hemzelf maar ook namens de overige aanwezigen wil overbrengen aan het organiserend comité en het bestuur, naast woorden over het plezier dat hij aan de afgelopen dagen beleefd heeft, heeft hij een prangende vraag aan de voorzitter. Hij zou graag van het bestuur willen weten wanneer het hem toegestaan is het jubileumshirt te dragen. Ter plekke komen vanuit de vergaderde leden goede voorstellen, die ook aanvaardbaar klinken, maar de secretaris kan zijn aantekeningen dienaangaande niet meer terugvinden. Hem staat iets bij als: het jubileumshirt mag in clubverband gedragen worden elke keer als we fietsen op Mallorca.

Het nagerecht komt binnen: het is een echte crème caramel. En dan krijgt Harry Koops dorst. Hij gaat naar de bar en zwengelt de feestvreugde eens lekker aan. Als ik even later nietsvermoedend binnenkom, bespringt Harry mij en begint mijn overhemd los te knopen. Het is duidelijk dat we tijdens deze dagen onze wederzijdse warme gevoelens weer eens goed hebben opgestookt. “Ik ook van jou, Harry.”

Zondag

Speciaal voor de vroege vertrekkers is om zeven uur de ontbijtzaal open met een eenvoudig ontbijt, maar niet iedereen heeft trek. De afgelopen nacht laat zijn sporen na. Half acht kruipt Jellie achter het stuur van de bus: we vertrekken. Inderdaad loopt de terugreis zoals aangekondigd: om half tien zitten we in het vliegtuig naar Eindhoven. Ik aan de raamzijde, Jan in het midden en Hanna aan het gangpad. Waar hadden we het ook alweer over? “Het gaat gewoon om plezier met elkaar!” zei Jan. Later vroegen we wat het bezoek haar had opgeleverd, reageerde ze met: “Opgeleverd? Weer zo’n mannendingetje. Altijd dat rendementsdenken…”

Dat was natuurlijk niet bedoeld als een verlies- en winstrekening. Het gaat om de waarde van dit jubileumfeest. Allemaal vonden we het fantastisch. Het begon al met de voorpret tijdens de clinics en tijdens alle uren die we op de fiets zaten met deze dagen voor ogen. De bereidheid om vijf dagen met elkaar op te trekken. De zorg die we elkaar geven, en het appèl: maar je dient wel goed voor jezelf te zorgen. De manier waarop we elkaar in de gaten houden en erbij houden. Want we ontlenen onze sterkte aan elkaar. Wij hebben wel iets van een primitieve jager/verzamelaargroep. En we hebben echt wel wat gepresteerd. Zozeer, dat het moeilijk over te brengen is aan wie er niet bij was. Het was ook niet zonder risico: zie deze keer Eddy Kielman, maar dat had elk van ons kunnen overkomen. En zeker, we hebben plezier gehad. Ergens tussen deze zaken in ligt voor mij het mysterie van deze reis. Een mysterie, want moeilijk in woorden te vangen. Het was de dichter Martinus Nijhoff, die in zijn gedicht “Het tuinfeest” ook in woorden probeert te vatten er zo bijzonder is aan een avond aan het water. Hij eindigt met “Zij zingen, nijgen naar elkaar en kussen, / Geenszins om liefde, maar om de sublieme / Momenten en het sentiment daartusschen.”

Soms moet je niet teveel praten over dingen, maar ze gewoon doen. Zoals samen naar Mallorca gaan. En dan bij thuiskomst elkaar de verhalen vertellen, die in ons de herinnering oproepen van wat we voelden op die sublieme momenten op Mallorca. En die verhalen zijn de bron voor toekomstige dingen die we gewoon gaan doen, met elkaar, voor nieuwe sublieme momenten.