Drenthe200 3e editie
Een ATB rit van 200 km door het onverharde land van Bartje. Op 28 december 2017. Een behoorlijk extreme combinatie van afstand en jaargetijde.
De vorige twee edities was ik vanwege omstandigheden niet in staat deel te nemen. Editie 2016 nog wel wat hand- en spandiensten kunnen verrichten voor met name Roelf Bossen maar deelname doorgeschoven naar de editie van 2017. Dat was het plan destijds. En dat kon gelukkig uitgevoerd worden.
Ik werd voor de zomer door Bart van Veen eraan herinnert dat de deelnemerslijst al behoorlijk begon op te lopen. Al ruim over 500 deelnemers. Snel ingeschreven wat resulteerde in startnummer 631. Omdat er met startvakken wordt gewerkt zou ik dan in startvak/shift 2 kunnen starten. Voor mij een mooie plek. Uiteindelijk bleef de deelnemerslijst steken op ongeveer 1670 fietsers.
Voor wie mij kent weet dat ik in de winter een verstokte ATB-fietser ben. Al heel lang. En dan het liefst allemaal wat langer dan de geijkte georganiseerde ATB-afstand van 50 km. Ik fiets zoveel mogelijk naar de tochten toe. De eerste jaren was dat vrij ongebruikelijk en fietste ik vaak alleen. Daarna kreeg ik (af en toe) één of meerdere medestanders mee. Zelfs nog een keer met Tom-Jelte Slagter. Die een maand later toen Tour Down Under won! Wáár is het al niet goed vóór! Dit jaar was Ard een paar keer mijn gezel.
En zo ontstond ook dit jaar weer een mooie conditie. Mentaal en lichamelijk. Daarvoor ben ik ook Ard dank verschuldigd. Daar het vele slechte weer waren er diverse zondagen bij dat ik liever in mijn bedje bleef liggen. Maar Ard kwam áltijd! In het donker en stromende regen kwam meneer dan vanuit Slochteren met zijn LED-lampje aanfietsen. En zo trek je je aan elkaar op. Diverse zondagen kwamen we met 150 of 170 km thuis. Niet altijd ongeschonden vanwege gladheid.
Verder lastte ik (meestal) woensdagavond een ATB-asfalt training in van 90 of 100 km. Solo en meestal, met een lus vooraf, via Termunten. Veel wind en weerstand. Zo kon ik de kosten van slijtage van het materiaal ook beperken. In de maand december ben ik dan ook niet of nauwelijks nog in het bos geweest. Te nat en te slecht om fatsoenlijk uren te maken. Op donderdagavond probeerde ik met de club nog een uurtje te spinnen. Soms was dat meer op eigen tempo losfietsen. En zelfs nog een keer op zaterdag met de club mee geweest. Met name Harm Brink heeft mij die middag nog even op scherp gezet. Ik moest nog harder gaan trainen. Dank Harm!
Ondertussen zorgde Ronald af en toe voor wat noodzakelijke revisies van mijn fiets. Een week voor de D200 is nog een keer de gehele aandrijflijn vervangen. Dus grote voorblad, ketting, cassette, bracketlager en remblokken. Het kleine voorblad zag er nog goed uit dus die heb ik niet vervangen. Tijdens de D200 bleek dat een grote vergissing. Komt verderop ter sprake.
Zo langzamerhand begon ik het fietsen in de kou en nattigheid ook wel zat te worden. Dus wat mij betreft mocht die D200 wel beginnen. De laatste week enkel nog wat kleine ritjes om de spieren op spanning te houden. Verder was het vooral de weersverwachting checken, de spullen checken (kleding, verlichting, voeding etc.). De fiets twee keer in de was gezet, de wangen van de banden met siliconen behandeld. Dat soort dingen.
Woensdag 27 december vanuit kantoor doorgereden naar Roden om het stuurbord (met chip) op te halen. Voor de avond had ik een stamppot bij mijn vrouw besteld. Twee borden beton werkt voor mij het beste. Daar teer je de volgende dag nog een paar uur op. Pas rond 00.00 uur de oogjes gesloten en ruim voor de wekker van 4 uur al wakker. Ontbijt, thee, het lijf voor een groot deel ingesmeerd met olie en de zeem vol gekwakt met vet. Extra veel!
Qua rantsoen had ik een Camel bag met 2 liter water op mijn rug, twee bidons met vloeibare voeding, twee bananen en energierepen.
Mooi op tijd in Roden alwaar ik al snel werd gespot door een fotograferende collega. Met Bart van Veen en nog wat bekenden nog een snelle bak koffie. Daarna een plekje zoeken in startvak 2. Dat was behoorlijk achterin dus dat kon nog problemen gaan geven in het veld. Volgens Bart (die analyseert graag) ben ik in vak 1 gestart. Maar dat terzijde.
Rond 6.10 uur kwam de meute langzaam op gang. Het eerste deel van de route was verhard. Ik was voornemens om het grote peloton van rond 400 fietsers zo snel mogelijk te verlaten. Kans op vallen en vertragingen was groot. Het heeft behoorlijk wat tijd en kilometers gekost maar uiteindelijk bleef ik met een groepje van 4 man over waarmee ik heel overzichtelijk kon fietsen. Balloërveld was daardoor mooi en snel gerond. De eerste stop in Balloo ben ik doorgereden. Ook de stop in Schoonloo doorgereden. Wel nog even gegroet naar Piet en Henny. Ik kon prima verder met mijn eigen rantsoen.
Het ging de eerste uren prima. Het was droog en zelfs de zon liet zich zien. De ondergrond was natuurlijk niet te best. Wat een bagger en sporen onderweg. Veel corrigeren en zwaar stampen in de zuigende ondergrond.
Door de app (via chip op stuurbord) konden de deelnemers redelijk goed gevolgd worden. Daardoor kon wat familie mij nog twee keer zien. Gaf mij mooi de gelegenheid om even te stoppen en te vertellen.
In Westerbork (94 km) had ik de eerste stop ingepland. Bij de ouders van Roelf. Die wonen 500 meter van het parcours. Daar kon ik de fiets goed reinigen en smeren en kon ik rustig en beschut omkleden en eten. Dat was fijn! Na een lange stop ben ik de route weer opgedoken richting Beilen. Hier was een officiële stop waar ik ben doorgereden. Hier zijn veel mensen gestopt. Hoorde ik achteraf.
Daarna werd het allemaal lastiger. Ik rijd zonder vering. Voor dit soort afstanden is dat eigenlijk niet geschikt. Je wordt gesloopt door het getril en de klappen. Het weer begon tevens om te slaan. Geen zon maar dreigende wolken. Kouder. De fiets begon kuren te vertonen.
Bij de stop in het centrum van Dwingeloo was het weer zéér slecht. Harde wind en harde regen. Eigenlijk niet te doen. Onderkoelde mensen, mannen met tranen. Dat werk. De Garmin had ondertussen ook aangegeven er wel klaar mee te zijn…
Vanaf daar was het een omslag. De blubber werd nog meer blubber. Veel grote plassen. Je raakte compleet doorweekt. Het vrat energie. Geen gevoel meer in het lijf. Geen kans meer om iets uit de achterzak te pakken. Ik was bang voor hongerklop. De gang ging er steeds meer uit. Ik reed vooral alleen. Had geen idee van tijd maar wist dat het donker zou zijn als ik zou finishen. Dat was een grote tegenvaller. Verder begon de fiets steeds meer te haperen. Ik kon niet meer op het binnenblad rijden. De ketting sloeg dan na twee omwentelingen vast tussen het frame. Chainsuck. Tientallen keren gebeurd. Werd er gek van! Begon te denken aan stoppen. Ik moest toeschouwers (die bij kruispunten in auto’s zaten) vragen mij te helpen met mijn regenjack. Kreeg het niet meer voor elkaar. Jack is daarna ook niet meer uitgegaan. Ik ging door. Voelde constant dreiging van hongerklop. De vloeibare voeding in de bidons heeft me wat dat betreft gered. Ik dacht ondertussen aan dat beruchte Janpad. Het pad wat geen pad is. Na 175 loodzware kilometers doemt dat dan ergens op. Ergens achter Westervelde. In het donker.
Omdat het steeds meer zombiefietsen was gaan worden… Ik kon al tijden het binnenblad niet meer gebruiken.. moest daardoor op veel plekken lopen… het was ondertussen aardedonker…. Was bang dat mijn acculamp het niet ging volhouden die extra uren… oriënteren was er niet meer bij… de Garmin was al tijden dood… je hebt geen idee… en dan ga je een stuk bos in waarvan je vermoed dat dit wel eens dat hellestuk kon zijn… We waren er! Het maakte me allemaal niks meer uit! Het werd wadlopen met een fiets… in het donker… er waren een paar lampjes in mijn buurt…dat voelde iets minder eenzaam… het hield niet op…. Vier kilometer was lang… vloeken galmden daar goed! Ik voelde me in de maling genomen! Wat een onzin dit!
Maar je gaat verder. Geen keuze. Lopen werd weer fietsen. Of iets wat daarop leek. Soms een klein stukje asfalt. Je hoopte dat dat niet ging stoppen. De fiets kreunde op het buitenblad. De remschijven tjilpten hun laatste noten!
De rode pijlen des doods stuurde me het bos weer in.
Ergens bij Norg denk ik. Ik weet het niet meer precies. Ik ga het ook niet meer checken en analyseren. Daar ken ik nog wel iemand voor. Er waren zowaar weer wat meer rondzwalkende zombies om me heen. Michael Jackson had hier prima een nieuwe Thriller kunnen opnemen. In het zwarte bos. Af en toe vielen we. En dat wachten we op elkaar. Verbondenheid. Dat was mooi! Nabij Roderesch het fietspad op. Vlak voor Roden nog een keer rechtsaf. Nog een lastig stukje. En toen ineens: ik was er nu echt klaar mee! Met die onzin van nog een klein U-bochtje klieren door de donkere modder. De rode pijl staarde me nog aan maar ik hield me ‘zombie’. Ik ging rechtdoor. Werd nog nageroepen: RECHTSAF!! Ik hield me wederom ‘zombie’. Heb nog een keer langs het fietspad in Roden gepiest en ben toen in één streep daar de finish gekrast en getjipt! Drie kilometer minder idioterie! Deed me goed! En voelde me niet schuldig!
Opgevangen door familie en wat vrienden. Niet te langs stilstaan. Medaille om de nek. Fiets afspuiten. Schone en droge kleding aan. Gauw naar huis! De boerenkool viel in een gat. De slaap wilde niet direct komen. Teveel beelden.
Editie 2018 sta ik weer op de deelnemerslijst. Hopelijk met wat meer clubleden. Want die staan na dit verhaal natuurlijk te trappelen!